Bodemecologie voor meer weerbaarheid
Gerard Korthals heeft biologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam gestudeerd. Gedurende zijn promotie heeft hij zich steeds meer gericht op bodemecologie. Centraal stond de vraag hoe het bodemvoedselweb, van bacteriën, schimmels en aaltjes eruit ziet en hoe onderlinge verbanden werken. Daarna is hij bij de WUR (Wageningen University & Research) terecht gekomen om onderzoek te doen naar biologische bestrijding van bodemziektes en plagen in de akkerbouw.
Op dit moment is Korthals onderzoekscoördinator binnen het Centrum voor Bodemecologie. Dit centrum is een samenwerking tussen NIOO-KNAW (Nederlands Instituut voor Ecologie) en de WUR. “We onderzoeken de interactie tussen planten en de bovengrondse – en ondergrondse biodiversiteit. Als onderzoeker heb ik in het verleden veel onderzoek gedaan op proefboerderijen. We probeerden om een ecologisch handelingsperspectief voor de boeren te bieden waarbij gebruik wordt gemaakt van de weerbaarheid van de bodem. Een gezonde bodem zorgt namelijk voor stabiele oogsten, minder milieuvervuiling en klimaatbestendig landgebruik. Ook heb ik vanuit mijn expertise als bodemecoloog meegekeken hoe akkers worden omgevormd tot natuur.”
Bodemtransplantatie
Een van zijn specialisme is het effect van bodemtransplantatie. “In 1995 zijn we begonnen met onderzoek naar de effecten van bodemtransplantatie. Onze hypothese was dat door bodem van natuurgebieden naar toekomstige natuurgebieden te transplanteren, het mogelijk is om natuurherstel te versnellen. Dit gebeurt door de nieuwe bodem, die vaak erg voedselrijk is, te verschralen en vervolgens een dunne laag van de donorbodem over de nieuwe bodem uit te strooien. Doordat de donorbodem als zadenbank fungeert, versnel je de kolonisatie van de bodem door het beoogde ecosysteem. Daarnaast worden bodemorganismen, die natuurlijk niet erg mobiel zijn, over grote afstand verplaatst. Ze zijn essentieel voor het aanslaan van de nieuwe planten. Uit proeven met Natuurmonumenten blijkt dit inderdaad te werken. Een proces dat normaal gesproken tientallen jaren duurt, kan binnen enkele jaren worden gerealiseerd.”
Het bijzondere is dat dit idee oorspronkelijk is bedacht door boeren uit de Noordoostpolder die na de inpoldering hun nieuwe land op gang wilden helpen. Er bestond namelijk geen goede symbiose tussen de steriele zeebodem en hun gewassen. De transplantatie hielp toentertijd om kolonisatie van stikstofbindende bacteriën te bevorderen.
Natuur in de stad
Onderzoekers hebben vaker vastgesteld dat de biodiversiteit in steden vaak hoger is dan op het platteland. Dat onderschrijft Korthals: “Steden of dorpskernen zijn immers vaak toevluchtsoord voor allerlei dieren die op het platteland niet genoeg schuilmogelijkheden en voedsel vinden door monoculturen en toepassing van chemische bestrijdingsmiddelen. Daardoor kan de biodiversiteit in bebouwd gebied in sommige gevallen groter zijn dan daarbuiten.”
“Ik ben initiatiefnemer van de Bodemdierendagen die we vanuit het CSE en het NIOO samen met hulp van veel collega’s jaarlijks organiseren. Dat is een citizen science-project dat aan het begin van de herfst wordt georganiseerd om landelijk data over de aanwezigheid van kleine bodemdieren te verzamelen.” Op deze manier worden ontwikkelingen in de bodemecologie met behulp van velen in kaart gebracht.
Een laatste tip voor iedereen die bij projectontwikkelingen betrokken is? “Het advies is heel simpel: probeer om zo vroeg mogelijk bij de start van een project rekening te houden met de (bodem)ecologie. Zo kun je al veel natuurwinst boeken waar je veel profijt van zult hebben zodra het werk is afgerond.”
“Wanneer de omgang met de bodem extreem is (te veel verstoring gedurende te lange periode), kan dit in principe leiden tot het volledig wegvallen van soorten en een algehele afname in biodiversiteit. De bodem is gelukkig wel een goed gebufferd systeem, waardoor dit soort processen traag verlopen en er meestal een restpopulatie achterblijft, bijvoorbeeld in diepere lagen. Wanneer de omstandigheden verbeteren, kan de biodiversiteit op termijn ook herstellen.”
“Je moet wel beseffen dat ook het herstel soms lang duurt. Vandaar dat wij adviseren om bij de start van elke activiteit al rekening te houden met een goed beheer van de bodem. Daarnaast is het belangrijk om bij de inrichting van nieuwe wijken en andere infrastructuur zoveel mogelijk diversiteit in het landschap en de vegetatie aan te brengen. Dit is onder meer van belang om weerbaar te zijn tegen plagen en weersextremen.”
Een uitgebreide versie van dit interview verscheen eerder in GWW Totaal (06/20). Lees het hier.