Opinie naar aanleiding van het PBL rapport ‘Klimaatrisico’s in Nederland’
Het Nederlandse klimaat verandert in een hoog tempo. Deze verandering kent geen voorspelbaar karakter. Zo werd bijvoorbeeld het hitterecord van meer dan 40 graden Celsius, dat plaatsvond in de zomer van 2019, door het KNMI pas over enkele tientallen jaren verwacht. En recentelijk werden we in Europa opgeschud door de gebeurtenissen in Valencia en omstreken, waar extreme regenbuien hebben gezorgd voor een nationale ramp. Dergelijke extremen gaan in de toekomst vaker voorkomen in Europa en kunnen voor een enorme ontwrichting van de samenleving gaan zorgen. Kortom, we hebben geen tijd meer te verliezen. Nederland moet zich aanpassen aan het veranderende klimaat.
Minder bemoeienis… en dan?
Dat dit geen gemakkelijke taak is mag duidelijk zijn. Het intensieve ruimtegebruik in Nederland maakt dat klimaatadaptatie vele aspecten van de samenleving raakt. Denk aan woningbouw, landbouw en verkeer. Hoe kunnen we integrale keuzes maken waarin de ruimtelijke claims van al deze beleidsvelden zijn geïntegreerd? En dat we niet langer ad hoc reageren door sectoraal naar de problematiek te kijken? Het PBL concludeert dat meer regie vanuit het Rijk nodig is, maar gezien bijvoorbeeld het ‘Programma STOER’ van Mona Keijzer lijkt het erop dat het Rijk juist stuurt op minder bemoeienis en regelgeving.
“Op zich hoeft dit niet erg te zijn,” aldus Lodewijk Hoekstra, oprichter van NL Greenlabel. “Maar dan is een publiek-private samenwerking de sleutel om te voorkomen dat minder regelgeving gaat leiden tot ontwikkelingen die niet toekomstbestendig zijn. Kosten moeten niet doorgeschoven worden naar volgende generaties. Het Rijk kiest nu voor meer marktwerking. Maar dan moet de markt ook betrokken worden zodat beleid congruent is aan de markt en de markt ook aan beleid. De markt laat bovendien al zien dat er sneller gebouwd kan worden waarbij juist ingezet wordt op duurzaamheid zoals klimaatadaptatie, biodiversiteit en gezondheid. Met als resultaat ook het sneller doorlopen van vergunningen.”
Het tij keren
Publiek-private samenwerkingen kunnen dus een belangrijk vliegwiel zijn voor het toekomstbestendig maken van de leefomgeving. Bij gebrek aan overkoepelende, structurele beleidskeuzes vanuit het Rijk zijn initiatieven nodig die overheden ondersteunen in het aanpakken van o.a. klimaatrisico’s. Het tij moet immers nú gekeerd worden, en daarbij hebben overheden de onderstroom vanuit de markt en de maatschappij hard nodig. Provincies en gemeenten staan immers voor enorme opgaven: we moeten ons nu aanpassen aan het klimaat en daarbij moeten we ook rekening houden met gezondheid, circulariteit en biodiversiteit.
Zoals het rapport van het PBL benadrukt, schiet de huidige aanpak van klimaatrisico’s tekort. Wij zijn van mening dat een data-gedreven integrale aanpak onderdeel van de oplossing is. Vanuit de overtuiging dat het meetbaar en aantoonbaar maken van duurzaamheid de beste manier is om concrete stappen vooruit te zetten. Waarbij klimaatadaptatie niet los kan worden gezien van thema’s als biodiversiteit en gezondheid.
Gemeenten zien door de bomen het bos niet meer
De complexe ruimtelijke opgaven in het land en alle claims die daarbij horen kunnen leiden tot verstarring. Data-gedreven werken biedt uitkomst doordat het mogelijk wordt om met pragmatische en toegankelijke tools, zoals digital twins, opgaven inzichtelijk te maken. Dit zorgt voor handelingsperspectief door het identificeren van risicogebieden, maar ook door het identificeren van meekoppelkansen.
Beschikking over de meest actuele data is bovendien onmisbaar in tijden van een snel veranderend klimaat. Het Nederlands klimaat krijgt namelijk een onvoorspelbaar karakter, hierdoor is het bij handen hebben van de meest actuele data van groot belang voor het maken van de juiste keuzes. Bovendien maakt het accurate monitoring mogelijk. Zo kan snel ingegrepen worden in de gebieden waar de risico’s groter worden. Digitalisering biedt dus uitkomsten voor gemeenten, maar kan ook zwaar drukken op de gemeentelijke organisatie wanneer dit zelf ontwikkeld moet worden. Daarom is het belangrijk om in publiek-private samenwerking standaarden te ontwikkelen zodat niet elke gemeente zelf opnieuw het wiel hoeft uit te vinden.
Het ravijn in zicht
Gemeenten staan ook wat betreft beschikbare middelen voor een onzekere toekomst. Zo komt het ‘Ravijnjaar 2026’ steeds dichterbij. Met deze term wordt verwezen naar het begrotingsgat waar gemeenten mee gaan kampen door de overgang naar een nieuw financieel systeem. Dit start in 2027 terwijl het huidige financiële systeem eindigt in 2026. Ondanks deze wrange realiteit moeten we wél doorzetten met het toekomstbestendig maken van steden en dorpen. De toegankelijke en pragmatische data-gedreven tools zijn dan juist van groot belang. Omdat het ambtenaren in staat stelt zelf inzichten te genereren en de data ze ondersteunt in het maken van integrale keuzes. Zo wordt de gemeentelijke organisatie ook autonomer, kunnen processen worden versneld en kan beleid worden afgestemd op de meest actuele inzichten.
Om Nederland toekomstbestendig te maken is een bundeling van krachten nodig. Overheden moeten letten op wat in de markt wordt ontwikkeld, en andersom liggen er kansen voor de markt om overheden te ontzorgen. Kennisorganisaties, overheden en ontwikkelaars moeten meer samenwerken en samen standaarden ontwikkelen. Het is daarbij belangrijk om huidige initiatieven te ondersteunen en met de kennis en kunde die beschikbaar is aan de slag te gaan om zo snel mogelijk impact te maken. Het klimaat wacht niet.