Nieuws

Tijdens de Klimaattop Gebouwde Omgeving 2025 gingen Marianne Aalbersberg (TNO) en Frank Del Gatto (NL Greenlabel) in The Greenlabel Institute Hub in gesprek met het publiek over veelgehoorde mythes rondom besluitvorming in gebiedsontwikkeling. Ze deelden hun gezamenlijke visie op hoe innovatie, data en technologie kunnen bijdragen aan het doorbreken van deze percepties. De kernboodschap van de sessie: laat data en technologie voor je werken, sluit aan bij wat er al is en gebruik het om besluitvormingsprocessen te versnellen én verbeteren. In dit verslag lees je hoe de dialoog verliep, welke inzichten er werden gedeeld en welke praktische voorbeelden werden besproken.

Verslag Dialoogsessie TNO & NL Greenlabel

Nieuws

Tijdens de Klimaattop Gebouwde Omgeving 2025 gingen Marianne Aalbersberg (TNO) en Frank Del Gatto (NL Greenlabel) in The Greenlabel Institute Hub in gesprek met het publiek over veelgehoorde mythes rondom besluitvorming in gebiedsontwikkeling. Ze deelden hun gezamenlijke visie op hoe innovatie, data en technologie kunnen bijdragen aan het doorbreken van deze percepties. De kernboodschap van de sessie: laat data en technologie voor je werken, sluit aan bij wat er al is en gebruik het om besluitvormingsprocessen te versnellen én verbeteren. In dit verslag lees je hoe de dialoog verliep, welke inzichten er werden gedeeld en welke praktische voorbeelden werden besproken.

Dialoogsessie NL Greenlabel

Klimaattop Gebouwde Omgeving 2025 – The Greenlabel Institute Hub

Sprekers: Marianne Aalbersberg (TNO) en Frank Del Gatto (NL Greenlabel)

Innovatie door verbinding

Marianne Aalbersberg (TNO) opent de sessie met een oproep om innovatie niet alleen te zien als het ontwikkelen van nieuwe technieken, maar vooral als het toepassen van kennis in de praktijk. TNO werkt daarbij nadrukkelijk aan co-creatie: samen met publieke en private partijen, zodat oplossingen direct aansluiten bij maatschappelijke opgaven.

“We hebben niet alleen domeinspecialisten nodig,” zegt Marianne, “maar juist verbindende specialisten: mensen die over de grenzen van hun eigen vakgebied heen kunnen kijken en bruggen slaan tussen domeinen. Alleen zo komen we tot een écht duurzame gebouwde omgeving.”

De kracht van data en een uniforme taal

Frank Del Gatto (NL Greenlabel) licht vervolgens toe hoe digitalisering kan helpen om de transitie te versnellen. Door gegevens te delen via het RDL (Register Duurzame Leefomgeving) spreken partijen dezelfde taal en kunnen ze data hergebruiken. Dat maakt plannen schaalbaar, betaalbaar en toekomstbestendig.

“Met een uniforme datastructuur werk je vanuit één ‘single source of truth’. Daarmee kun je niet alleen gemeenten en ontwikkelaars verbinden, maar ook financiers en beleggers meenemen in duurzame plannen.”

Een praktijkvoorbeeld komt uit Apeldoorn, waar al in de beginfase een integrale gebiedsscan werd uitgevoerd. Alle relevante stakeholders – van waterbeheer tot woningbouw – zaten samen aan tafel. Dat leverde niet alleen een gezamenlijke visie op, maar leidde ook tot snellere besluitvorming. Zo kon het Waterschap sneller instemmen met het plan omdat de toetsing en onderbouwing transparanter waren en makkelijker te verifiëren.

Samenwerken en mythes doorbreken

Volgens Marianne en Frank loopt het systeem vast door mythes. Versnelling gaat pas echt komen als we gaan inzien dat een aantal obstakels hiervoor al weggenomen zijn. We moeten vooral zelf veranderen en oplossingen die reeds beschikbaar zijn omarmen. Ze nodigen het publiek uit om mythes te benoemen die zij tegen komen in de praktijk – en het levert een levendige dialoog op.

Mythe I – “Opgaven zijn te complex om samen keuzes te maken”

Lara (gemeente) benoemt dat het moeilijk is om prioriteiten te stellen tussen beleidsvelden en het lastig is om keuzes te maken op dossiers waar alle disciplines samenkomen.

“We moeten zoveel belangen afwegen – energie, klimaat, wonen – dat het lastig is te bepalen wat het belangrijkst is.”

Frank herkent dat:

“Juist daarom is het belangrijk om vanaf het begin met alle disciplines om tafel te zitten en duidelijk te maken hoe besluiten tot stand komen. Technologie kan daarbij helpen, bijvoorbeeld met een digital twin waarmee je direct alle opgaven kunt doorrekenen en je werkproces kunt inrichten om naar een oplossing toe te werken.”

Janneke (woningcorporatie) vult aan dat corporaties vaak pas laat in het proces worden betrokken: “Wij weten dan niet wat de gemeentelijke klimaatdoelen zijn. Als we dat eerder weten, kunnen we projecten koppelen en meerwaarde creëren.”
Frank: “Daar liggen koppelkansen – bundelen in plaats van losse projecten uitvoeren.”

Mythe II – “AI en technologie zijn nog niet betrouwbaar genoeg”

Reindert (provincie) vraagt hoe TNO en NL Greenlabel omgaan met AI en digital twins.
Frank benadrukt het belang van betrouwbare modellen en een uniform afwegingskader:

“AI biedt enorme kansen om processen te versnellen, maar dan moeten de onderliggende data en rekenkundige modellen kloppen. Een eerste start is het bepalen van een goed afwegingskader en normen tussen de domeinen. Als provincies en gemeenten dezelfde normen hanteren, wordt het makkelijker om duurzame en innovatieve oplossingen schaalbaar en betaalbaar te maken, en voor ontwikkelaars om invulling te geven aan de doelen van de gemeenten.”

Marianne vult aan:

“Mensen vinden technologie vaak spannend omdat besluitvorming nog vaag en onduidelijk is. Maar als je helder krijgt hoe je je besluiten neemt en via welke methoden je tot oplossingen komt, dan kan technologie je besluitvorming juist ondersteunen en verbeteren. In een setting met meerdere betrokken domeinen vraagt dat wel om gezamenlijke indicatoren en een gedeelde taal.”

Mythe III – “We moeten eerst landelijke richtlijnen afwachten voordat we hier iets mee kunnen”

Reindert (provincie) merkt op dat provincies vaak wachten op landelijke kaders.
Frank:

“Als we blijven wachten op nationale normen, komen we niet vooruit. Soms moet je gewoon durven doen – ook zonder volledige landelijke richtlijnen.”

Reindert bevestigt dat met het stikstofdossier:

“We hebben gewoon besloten om stappen te zetten, ook al ontbrak het landelijke kader. Daar heb je bestuurders met lef voor nodig – en ambtenaren die durven ondernemen.”

Janneke (woningcorporatie) benadrukt dat landelijke richtlijnen wél kunnen helpen voor consistentie, maar dat vastgoedeigenaren ook zelf actie kunnen nemen:

“Klimaatrisico’s zijn ook financiële risico’s. Door adaptieve maatregelen te nemen, bespaar je op de lange termijn.”

Frank verwijst naar ESG-praktijken bij woningcorporaties zoals Woonbedrijf als voorbeeld van hoe duurzaamheid al wordt meegenomen in beleid en strategie.

Dialoogsessie in The Greenlabel Institute Hub
Dialoogsessie in The Greenlabel Institute Hub

Mythe IV – “Bouwers willen helemaal geen extra regels of KPI’s”

Een bouwer in de zaal werpt op dat duidelijke KPI’s juist kunnen helpen om beweging te creëren en richting te geven, mits ze in een vroeg stadium worden vastgelegd.
Luuk (bouwer) vult aan:

“We zijn niet tegen regels – als ze goed zijn. Bijvoorbeeld op het gebied van biobased bouwen of toekomstbestendigheid. Nieuwe regels moeten wel oude vervangen, niet er bovenop komen.”

Frank:

“Als gemeenten expliciet duurzaamheidscriteria uitvragen, staan bouwers klaar om aan de slag te gaan en invulling te geven aan die criteria. Maar dan moet het wel gaan om regels die echt impact hebben – op klimaat, milieu en biodiversiteit.”

Mythe V – “Extra eisen of indicatoren vertragen het bouwproces”

Een veelgehoorde zorg in de bouw is dat extra eisen of indicatoren het proces vertragen. Robin (bouwer) nuanceert deze mythe: volgens hem hoeft dat helemaal niet zo te zijn, mits je op het juiste moment de juiste mensen aan tafel zet en zorgt dat je besluitvormingsproces tijdig op orde is.

Janneke voegt toe dat landelijke indicatoren kunnen helpen om versnelling te realiseren:

“Het zou helpen als iedereen niet telkens zelf opnieuw het wiel hoeft uit te vinden.”

Frank stemt hiermee in en benadrukt dat er landelijk wordt gewerkt aan het standaardiseren en harmoniseren van indicatoren en normen voor toekomstbestendig bouwen.

Robin besluit: “indicatoren moeten een sturingsmechanisme zijn en geen afrekenmechanisme, geen stok om mee te slaan.”

Mythe VI – “Financiële instellingen houden alleen van harde cijfers, niet van groene ambities”

Vincent (ontwikkelaar groensystemen) constateert dat banken nog terughoudend zijn, ondanks hun groene ambities:

“Rendement blijft leidend – ‘what’s in it for me’ is nog steeds de norm.”

Een vertegenwoordiger van een financiële instelling erkent dit:

“Veel groene waarden zijn nog niet in financiële taal te vatten. We moeten leren om klimaatrisico’s en leefkwaliteit te vertalen naar euro’s.”

Frank:

“Als we de waarde van groen en klimaatadaptatie zichtbaar maken in vastgoedwaardering, ontstaat er een echte businesscase. ESG helpt daarbij en banken en beleggers willen wel degelijk de stap maken, maar de vertaalslag moet gezamenlijk worden gemaakt.”

Mythe VI – “Onze mensen kunnen niet nog meer data of indicatoren aan”

Frank betoogt dat technologie juist kan helpen om dingen simpeler te maken:

“Digitalisering helpt om de juiste keuzes te maken – sneller en beter onderbouwd.”

Marianne merkt op dat dan vaak de mythe wordt geprojecteerd op de technologie – namelijk dat systemen niet nog meer data of indicatoren aankunnen:

“Het idee dat systemen het niet aankunnen, is net zo goed een mythe. Als we technologie op de juiste manier inzetten, kan er veel meer dan we denken. Laat data en technologie vóór je werken.”

Reflectie – Drie kernboodschappen

Marianne en Frank sluiten de sessie af met drie duidelijke boodschappen:

  1. Sluit aan bij wat er al is, beweeg naar één aanpak.
  2. Laat data en technologie voor je werken – om je besluitvormingsprocessen te verbeteren en versnellen.
  3. Bespreek mythes in de keten: er kan meer dan we denken.

Frank: “Het kan. We hebben de tools, de kennis en de voorbeelden. Laten we het vooral gewoon doen!”